Blaaskanker Blaaskanker is een vorm van kanker in de blaas. - TopicsExpress



          

Blaaskanker Blaaskanker is een vorm van kanker in de blaas. Jaarlijks wordt in Nederland bij ongeveer 5000 mensen blaaskanker vastgesteld. Deze ziekte treft ongeveer viermaal zoveel mannen als vrouwen en vooral mensen boven de zestig. Blaaskanker is de vierde meest voorkomende tumor bij mannen en de achtste bij vrouwen. Bij blaaskanker is sprake van kwaadaardige cellen in de blaas. In 90% van de gevallen ontstaan deze in de slijmvlieswand van de blaas. Er is dan sprake van een urotheelceltumor of overgangsepitheelcarcinoom. Tumoren van de blaas kunnen ook goedaardig zijn; deze worden poliepen genoemd. De kans dat er sprake is van een goedaardige poliep is echter slechts ongeveer 5%. Symptomen blaaskanker In het beginstadium geeft blaaskanker meestal geen klachten. Zijn die er wel, dan gaat het vaak om bloed in de urine, al dan niet tijdelijk. In een later stadium kunnen de volgende klachten optreden: •pijn bij het plassen •vaak moeten plassen Heeft men deze klachten, dan wil dat nog niet zeggen dat er sprake is van blaaskanker. Wel is het belangrijk de huisarts te raadplegen. Bloedplassen behoort tot de alarmsymptomen. Stadia blaaskanker Bij blaaskanker zijn diverse stadia te onderscheiden: •Een voorstadium van blaaskanker is een CIS (carcinoma in situ). Een CIS bestaat uit oppervlakkig groeiende kwaadaardige cellen die uit kunnen groeien in de blaasholte. Bij ongeveer 5-10% van de patiënten gaat het om een carcinoma in situ. •Er is sprake van een oppervlakkig groeiende tumor die zich alleen in het blaasslijmvlies bevindt. Dit soort wordt een niet-spierinvasieve tumor genoemd. •Bij niet-tijdige behandeling zal een niet-spierinvasieve tumor die agressief van aard is doorgroeien in de blaasspier en een spierinvasieve vorm aannemen. Een spierinvasief groeiende blaastumor bevindt zich zowel in het blaasslijmvlies als in de blaasspier. Groeiwijzen Een oppervlakkige tumor groeit altijd uit in de blaasholte. Afhankelijk van het stadium kunnen deze tumoren de volgende vorm hebben: •Een vlakke, roodachtige structuur die vlak boven het slijmvliesweefsel uitkomt. Hiervan is vaak sprake bij een CIS. •Een poliepvormig gezwel dat met een dun steeltje verbonden is aan de blaaswand. Van deze vorm is vaak sprake bij een oppervlakkig groeiende tumor en wordt een papillaire tumor genoemd. •Een bloemkoolachtig gezwel dat met een stevige, dikke steel verbonden is aan de blaaswand. Dit kan voorkomen bij een infiltratief groeiende tumor, dat wil zeggen een tumor die zich zowel in het blaasslijmvlies als in de blaasspier bevindt. Oorzaken van blaaskanker Over de precieze oorzaken van blaaskanker is nog weinig bekend. Wel is duidelijk dat er enkele risicofactoren zijn die de kans op blaaskanker vergroten: •Rokers hebben drie keer zoveel kans op blaaskanker als niet-rokers. •Mensen die veelvuldig in aanraking zijn geweest met aromatische aminen, en dan vooral 2-naftylamine, 4-aminobiphenyl en benzidine, hebben ook een grotere kans op blaaskanker. Aromatische aminen zijn kankerverwekkende stoffen die voorheen veelvuldig werden gebruikt in onder andere de farmaceutische en rubberindustrie. •Na langdurige irritatie, zoals bij een chronische infectie of blaasstenen, kunnen zich tumoren ontwikkelen. •Er bestaat een (zeldzame) erfelijke vorm van blaaskanker. Hebben twee familieleden in de eerste lijn (dat wil zeggen vader, moeder, broer of zus) blaaskanker, dan is er sprake van een verhoogd risico. Na overleg met de huisarts kan eventueel een erfelijkheidsonderzoek worden uitgevoerd. Het stellen van de diagnose blaaskanker De huisarts zal in eerste instantie de klachten met de patiënt bespreken en hem of haar lichamelijk onderzoeken. Urineonderzoek en eventueel bloedonderzoek wordt verricht. Wanneer duidelijk bloed in de urine wordt aangetoond zonder dat er aanwijzingen zijn van een ontsteking, zal de patiënt naar een uroloog worden verwezen. Een kijkonderzoek (cystoscopie) moet vervolgens uitwijzen of er sprake is van een tumor in de blaas. Is dit het geval, dan wordt dit weefsel onder een vorm van anesthesie verwijderd en worden er eventueel ook nog biopten van de blaas genomen. Zit de tumor te diep in de wand, dan is er aanvullend onderzoek nodig. Aan de hand van de uitslagen kan worden bepaald wat de beste behandeling is. Nader onderzoek Indien de tumor in de spierlaag van de blaas groeit, is er aanvullend onderzoek nodig. Het kan daarbij om het volgende gaan: •MRI (magnetic resonance imaging)-scan: maakt gebruik van een combinatie van een magneetveld, radiogolven en een computer. Hierbij worden dwars- of lengtedoorsneden van het lichaam gemaakt om mogelijke tumoren en/of uitzaaiingen te lokaliseren. •CT (computertomografie)-scan: hierbij worden een mogelijke tumor in het nierbekken of de urineleiders zichtbaar gemaakt. •Longfoto (X-thorax): brengt de borstkas in beeld zodat deze kan worden onderzocht op uitzaaiingen. •Botscan (skeletscintigrafie): hierbij wordt gekeken of er uitzaaiingen in de botten zitten. •Echografie : maakt organen en/of weefsels zichtbaar met behulp van geluidsgolven. Met een echografie kunnen een eventuele tumor en/of uitzaaiingen worden opgespoord. Cystoscopie Een cystoscopie is een inwendig onderzoek van de plasbuis en de blaas. Hierbij wordt gebruikgemaakt van een cystoscoop. Dit is een dunne holle buis gevuld met glasvezels of een lenzensysteem die aangesloten is op een lichtbron. De cystoscoop wordt via de plasbuis ingebracht in de blaas. Via de lens op het uiteinde van de cystoscoop kan de specialist vervolgens door een kijker in de plasbuis en de blaas kijken. Er is een flexibele cystoscoop voor onderzoek bij mannen en een niet-buigzame variant voor vrouwen. Wordt er tijdens de cystoscopie een tumor in de blaas aangetroffen, dan wordt deze verwijderd. Dit gebeurt onder algehele narcose of via een ruggenprik. Na microscopisch onderzoek van de tumor kan een definitieve diagnose worden gesteld. Het betreft meestal een kwaadaardige papillaire tumor Behandeling van blaaskanker Welke behandeling mogelijk is, hangt af van een aantal factoren: •soort en aantal tumoren •oppervlakkige of diepe ingroei in de wand •wel of geen uitzaaiingen Bij blaaskanker is in de meeste gevallen sprake van een oppervlakkige, niet-spierinvasieve groei. Daardoor kan de tumor vrij eenvoudig worden verwijderd. Toch blijft de prognose daarna onzeker; de ziekte kan gemakkelijk terugkeren. Is de tumor dieper gegroeid (spierinvasief), dan zijn er meestal ingrijpender behandelvormen nodig. Curatief en palliatief In gesprekken met de arts over de behandeling kunnen de termen curatief en palliatief vallen. In het eerste geval (curatief) is de behandeling gericht op genezing. Bij palliatieve behandelingen is er geen kans meer op genezing. In plaats daarvan wordt geprobeerd het leven te verlengen en de levenskwaliteit te verbeteren. Behandeling van niet-spierinvasieve blaaskanker Bij een niet-spierinvasieve tumor zijn de volgende behandelingen nodig: •TUR (transurethrale resectie) •blaasspoeling (blaasinstillatie) •laserbehandeling TUR Bij een TUR wordt een hol buisje in de plasbuis ingebracht, en hier doorheen een instrument, de resector. Dit bestaat uit een metalen lisje (een gebogen draadje) dat naar de tumor te brengen is. Met behulp van elektrische stroom op dit lisje wordt de tumor vervolgens in gedeelten weggesneden. Terugkerende tumor (recidief) Nadat de tumor door middel van een TUR is verwijderd, is er 60-70% kans dat de ziekte binnen een jaar terugkeert. Dit wordt een recidief genoemd. Daarbij geldt dat hoe kwaadaardiger de tumor is, hoe groter de kans op een recidief. In principe kan de tumor opnieuw met een TUR worden verwijderd. Om het risico op een recidief te verkleinen, wordt vaak voor een aanvullende behandeling in de vorm van blaasspoelingen gekozen. Vanwege de kans op een recidief wordt er op de polikliniek regelmatig een cystoscopie uitgevoerd. In het eerste jaar na behandeling om de 3-4 maanden, daarna om het half jaar en tenslotte jaarlijks. Blaasspoeling Komt de oppervlakkige tumor vaak terug, dan kan worden geprobeerd het risico op terugkeer te beperken. Dit gebeurt met blaasspoelingen. Daarbij wordt via een katheter een tumordodend middel ingebracht, wat vervolgens 1 uur in de blaas blijft. Het gebruikte medicijn en de hoeveelheid blaasspoelingen hangen af van het risico op terugkeer van de tumor. De spoelingen vinden één keer per week gedurende een periode van zes weken plaats. De vervolgbehandeling duurt een tot drie jaar, waarbij het medicijn maandelijks tot driemaandelijks wordt toegediend. Medicijnkeuze bij een blaasspoeling Bij blaasspoelingen zijn er twee soorten medicijnen: •Celdodende en celdelingremmende medicijnen (cytostatica) •Medicijnen die een afweerreactie tegen kankercellen stimuleren (immunomodulatoren) Bijwerkingen van blaasspoeling Afhankelijk van het gebruikte medicijn geven blaasspoelingen kans op bijwerkingen. Dit kunnen de volgende zijn: •Vaak moeten plassen met een geringe hoeveelheid urine •Pijn tijdens het plassen •Bloed in de urine (rode tot bruine verkleuring door bloeding van het blaasslijmvlies) Na de laatste spoeling verdwijnen deze bijwerkingen vrijwel direct. Bij gebruik van de immunomodulator BCG (oorspronkelijk een vaccin tegen tuberculose dat echter ook bij blaaskanker werkt als immunotherapie), komen bovendien onder andere de volgende bijwerkingen voor: •misselijkheid •blaasontsteking •koorts en griepachtige verschijnselen Ook deze bijwerkingen verdwijnen zodra met de behandeling wordt gestopt. In een aantal gevallen moet de kuur met blaasspoelingen voortijdig worden gestopt vanwege de bijwerkingen. Tijdens de kuur wordt er regelmatig urineonderzoek gedaan om een urineweginfectie uit te sluiten. Wanneer er toch een urineweginfectie blijkt te zijn, dan wordt dit eerst met antibiotica behandeld en de blaasspoeling op een later tijdstip gegeven. Laserbehandeling Wanneer er tijdens de blaascontroles incidenteel enkele kleine recidieven worden waargenomen, kunnen die poliklinisch met laser worden weggebrand. De behandeling wordt uitgevoerd met een cystoscoop via de plasbuis. Anesthesie is hier niet voor nodig. Behandeling van spierinvasieve blaaskanker Is er sprake van een spierinvasieve tumor, dan zijn ingrijpender behandelingen nodig. Er wordt dan gekozen voor een van de volgende behandelingen of voor een combinatie daarvan: •operatie •bestraling •chemotherapie Operatie Bij een operatie via de buik wordt er eerst gekeken of er vergrote lymfeklieren in het bekken zijn die op uitzaaiingen kunnen wijzen. Deze lymfeklieren worden verwijderd en direkt microscopisch onderzocht door de patholoog. Dat heet een vriescoupe onderzoek. Wanneer er uitzaaiingen worden aangetroffen, kan besloten worden de operatie af te breken. Zijn de lymfeklieren schoon, dan wordt ook de blaas verwijderd. Bij mannen wordt tevens de prostaat met de zaadblaasjes verwijderd, evenals de urinebuis indien deze is aangetast. Bij vrouwen worden ook de baarmoeder, de urinebuis en eventueel een stukje vaginawand verwijderd, afhankelijk van de plaats van de tumor; de reden hiervan is dat deze organen dicht bij elkaar liggen en de uroloog de tumor volledig wil verwijderen. Afhankelijk van de plaats in de blaas en de grootte van de spierinvasieve tumor is het in een aantal gevallen mogelijk de tumor te verwijderen (dat wordt partiële resectie genoemd), gevolgd door een inwendige bestraling. Dat heet brachytherapie. Hiertoe worden 4 holle buisjes op de plaats waar de tumor zat in de blaaswand ingebracht gevolgd door bestraling met iridium. Deze radioactieve stof wordt door de holle buisjes als draad ingebracht zodat gedurende 3-4 dagen een inwendige bestraling kan plaatsvinden van het oorspronkelijke tumorgebied. Wanneer de gehele blaas verwijderd moet worden zijn er drie mogelijkheden om de urinestroom naar buiten te leiden: 1.De urineafvoerbuisjes van de nieren kunnen ingehecht worden in een stukje dunne darm wat uit de vele meters dunne darm wordt genomen en vervolgens door de buikwand naar buiten komt. Dat heet een urinestoma en een urineopvangzakje is dan nodig.(de operatie vlg. Britney Spearscker) 2.Er kan van een stukje dunne darm met het begin van de dikke darm een reservoir worden gemaakt, waarin de urineafvoerleiders zijn gehecht met de opening van het reservoir in de buikwand (navel). Gebaseerd op het klepmechanisme tussen dunne en dikke darm betekent dit dat de urine in het reservoir blijft en via een katheter een aantal malen per dag geloost kan worden (wordt ook wel droog stoma genoemd, de Indiana pouch) 3.Van dunne of dikke darm wordt er een nieuwe blaas gemaakt (neoblaas) die gehecht wordt aan de plasbuis (hier zijn diverse technieken voor beschikbaar) Bestraling Een operatie is niet in alle gevallen mogelijk. Is de lichamelijke conditie bijvoorbeeld te slecht om de tumor operatief te verwijderen, dan kan worden overgegaan tot uitwendige bestraling. Chemotherapie Is er sprake van uitzaaiingen, dan wordt de patiënt behandeld met chemotherapie. De kans op genezing is dan gering; slechts ongeveer een op de vijf blaaskankerpatiënten reageert gunstig op behandeling met chemo. Het ziekteverloop bij blaaskanker Ook na genezing van blaaskanker blijft de kans op terugkeer van de ziekte bestaan. Meestal wordt voor overlevingspercentages een periode van vijf jaar na diagnose aangehouden. Na genezing blijft de patiënt gedurende een aantal jaren onder controle. Bij niet-spierinvasieve tumoren Bij patiënten met een niet-spierinvasieve blaastumor is de overlevingskans na terugkeer van de ziekte groot: ca. 70 tot 90%. Bijna altijd is het recidief opnieuw niet-spierinvasief. Soms is dit echter ook spierinvasief. In dat laatste geval zijn de vooruitzichten slechter. Bij spierinvasieve tumoren In geval van een spierinvasieve tumor is de vijfjaarsoverleving lastiger te voorspellen. De precieze cijfers hangen samen met de ernst en de grootte van de tumor maar liggen grofweg tussen de 30 en 80%. Bij uitzaaiingen zijn de vooruitzichten aanzienlijk slechter (ca. 30% bij uitzaaiingen in de lymfeklieren en ca. 10% bij uitzaaiingen elders in het lichaam). Leven met blaaskanker Wanneer de diagnose blaaskanker is gesteld, verandert het leven van de patiënt in de meeste gevallen ingrijpend. Ondanks alle geboden professionele hulp vanuit het ziekenhuis en daarbuiten kan de patiënt met vragen blijven zitten. Voor die mensen is de patiëntenvereniging Waterloop opgericht. Waterloop brengt lotgenoten met elkaar in contact, informeert over blaas- en nierkanker, en behartigt de belangen van mensen die met deze vormen van kanker te maken krijgen. Uiteraard bent u ook zeer welkom op ons eigen laagdrempelige lotgenotenforum voor blaaskanker patiënten. Pijnklachten In het begin geeft blaaskanker geen of nauwelijks pijnklachten. Naarmate de ziekte vordert, kan dit veranderen. Het is moeilijk aan te geven hoeveel pijn een patiënt zal hebben. Niet alleen ervaart iedereen pijn op zijn eigen manier, ook zijn de precieze pijnklachten afhankelijk van het individuele ziekteverloop. Zo gaan uitzaaiingen in de botten vaak gepaard met pijnklachten. In veel gevallen is er iets aan pijn te doen. Het is daarom belangrijk met de behandelend arts over pijnklachten te praten. Hij of zij zal u adviseren over de meest geschikte behandeling, zoals pijnstillers of ontspanningsoefeningen. Uitzaaiingen van blaaskanker Bij een spierinvasieve blaastumor is de kans op uitzaaiingen groter dan bij een niet-spierinvasieve. Een spierinvasieve tumor groeit immers door in diepere lagen van de blaaswand, waardoor het risico dat er tumorcellen in het lichaam gaan zwerven toeneemt. Deze losgeraakte cellen kunnen vervolgens op een andere plaats uitgroeien tot nieuwe gezwellen, metastasen genoemd. Bij blaaskanker zijn twee soorten uitzaaiingen mogelijk: •Losgeraakte tumorcellen komen via het lymfevocht terecht in de lymfeklieren rond de blaas. •Losgeraakte tumorcellen komen via het bloed terecht in organen als lever en longen, en in de botten. De blaas Urine komt via de urineleiders vanuit de nieren in de blaas terecht. De blaas is de tijdelijke opslagplaats van urine. Om te voorkomen dat de urine direct het lichaam verlaat, beschikt de blaas over een sluitspier. Normaal gesproken staat daar spanning op, zodat hij dicht blijft. Op het moment dat de blaas vol begint te raken, ontstaat er druk op het driehoekje tussen de plasbuis en de twee urineleiders, het trigonum. Dit is het signaal naar de hersenen dat het tijd is voor een bezoekje aan het toilet. Zou dat om een of andere reden niet op tijd gebeuren, dan zal het lichaam de zaak overnemen en wordt de blaas vanzelf geleegd. Tijdens het plassen verlaat de urine het lichaam via de urinebuis. Ook daarbij speelt de blaas een rol. De blaaswand is namelijk voorzien van een spierlaag, die helpt bij het uitdrijven van de urine. Tijdens het plassen is de sluitspier van de blaas ontspannen, zodat de urine kan worden geloosd. Door de buikspieren aan te spannen tijdens het plassen, wordt de blaas niet efficiënter geledigd: hoewel de urine in een krachtiger stroom het lichaam verlaat, worden ook de spieren van de plasbuis wat samengeknepen waardoor de urine juist moeilijker de blaas uit komt. Dit klinkt allemaal tamelijk ingewikkeld, maar in feite komt er geen denkwerk aan te pas. Alles wordt automatisch geregeld. Baby’s en incontinente mensen hebben geen controle over de sluitspier van de blaas. Zij kunnen het moment waarop de urine wordt geloosd niet zelf bepalen Bron: Blaaskanker.nl 16-11-2013
Posted on: Sat, 16 Nov 2013 09:46:19 +0000

Trending Topics



Recently Viewed Topics




© 2015