HET VERTREK VAN MAETERLINCK, MICHAËL VANDEBRIL Michaël - TopicsExpress



          

HET VERTREK VAN MAETERLINCK, MICHAËL VANDEBRIL Michaël Vandebril (1972) debuteerde al een paar keer. In 1998 als dichter met Poetry & straight jazz, een programma in de traditie van de beat poets, hij was toen 28 jaar jong en wilde kennelijk wat. En al meteen gefocust op wat van poëzie, in het beste geval, een afgeleide is en dat in ieder geval hoort te blijven, louter ter vermaak van een theaterpubliek en bedacht om er op een podium grote sier mee te maken. Hij richtte in 2000 het collectief Le Tigre Unick op waarmee hij literaire happenings organiseerde in Antwerpen en Amsterdam. Hij werd eind 2002 aangesteld als coördinator van Antwerpen Boekenstad en bezorgde Antwerpen de UNESCO-titel World Book Captital 2004. (Geen dichter doet het hem na.) Hij doorbrak in 2009 met BOEST een jarenlang stilzwijgen als dichter. Hij was vorig jaar op vraag van Guido Lauwaert curator van de Nacht van de Poëzie te Gent, niet te verwarren met de heuse Nacht van de Poëzie te Utrecht, maar toch. Hij zetelde in de jury van de C. Buddinghprijs. Ik pluk dit allemaal gratis en voor niks van het internet. Er waren dus al heel wat knallen en knalletjes in het vrij jonge bestaan van de dichter Michäel Vandebril, maar nu is er dus de officiële knal, de debuutbundel Het vertrek van Maeterlinck. Een jarenlang stilzwijgen als dichter, u leest het goed, maar toch erg druk bezig, kennelijk, achter de schermen zich als een aanstormend politicus in alle mogelijke spleten en kieren van de macht sympathiek te maken, het literaire veld met de glimlach te bezetten, bevriend te zijn met en protégé van zeg maar gerust iedereen uit Antwerpen die meent cultuur te promoten en daarbij niet schroomt aan zelfverheerlijking en zelfverrijking te doen, alle politici en would-be-kunstenaars en Antwerpenaars eigen dus. Jurist van opleiding. Laat zich graag filmen. Michaël Vandebril. Goed kunnen netwerken helpt natuurlijk en is overigens van alle tijden. Daar waar de meeste debuten, of die nu opmerkelijk dan wel bedroevend zijn, als een bloemblaadje in de Grand Canyon verdwijnen en het alleen de dichter zelf is die op zijn zolderkamertje per omne saeculum op een echo zit te wachten, laat de ontvangst van de debuutbundel van Michaël Vandebril zich lezen als een kroniek van een aangekondigd succes. Rode lopers worden in dag- en weekbladpers uitgerold. Trommels en trompetten. Aan het firmament van de Vlaamse poëzie schittert een nieuwe ster: Michaël Vandebril. Uitgegeven door het van gezondheid blakende De Bezige Bij, Antwerpen. Met gedichtendag een heus gedicht in kwaliteitskrant De Standaard, fraai vormgegeven ook, veel blauw in ieder geval. Geknuffeld op van overheidswege gefinancierde literatuurblogs met mooi gestileerde, ietwat zen-achtig videowerk van Lies Van Gasse (zelf dichteres en thans, ipv Philip Hoorne -an honorable man- ook criticus bij Knack). Af en toe op de betere radio. Interview met de nieuwe chef boeken van kwaliteitskrant De Morgen, Karl van den Broeck, (Jef boeken van De Morgen, zijn woord), een artikel waarvan ik er thans spijt van heb dat ik het uit ballorigheid meteen onderin de kattenbak heb gedeponeerd, want ik had er hier graag enkele debiliteiten uit geciteerd, of althans uitspraken waarvan ik de wenkbrauwen fors moest fronsen: hoe blind kan men zijn? Uit het hopelijk niet al te onbetrouwbare geheugen dit: KVDB: Het heet niet goed te gaan met de poëzie. Bundels verkopen niet of nauwelijks. - Niet waar, zegt Michaël Vandenbril. Het gaat net wél goed met de poëzie. Er zijn vele podia. Neem alleen al het internet. Er zijn subsidies, er zijn nog nooit zoveel subsidies geweest. Er is in feite nog nooit zoveel poëzie geweest. Enfin, misschien gaat het wel goed met Het vertrek van Maeterlinck? En hoor ik in Michaël Vandebril tezeer de jonge, aanstormende politicus van blauwe signatuur die al zijn hele, jonge carrière lang een neus heeft voor waar precies de subsidieklok met de lucratiefste klepel hangt, een neus voor publiek ook en het opgaan van de zon en het gratis zijn daarvan eigenlijk een gemiste kans vindt? Het is mogelijk. Blauw. Zo blauw als de 19de eeuwse deur achter het silhouet van Marguerite van Mons, meesterlijk op doek gezet door Theo Van Rysselberghe. Dat blauw van oude, tegen de open hemel gehouden badmintonraketten, zo speels ook. Ik houd erg veel van die tijd. Proust en Debussy en Karel van de Woestijne. Ik zie er ook meteen een zwaan bij onder een gietijzeren brug. Zelf uit een eenvoudige werkmansbroek geschud, maar verlangend naar geestelijke aristocratie. Zelf zo rood als een kreeft, maar in gedachten blauw bloedend bij de algehele middelmatigheid en lelijkheid rondom me. We tellen precies een eeuw later. Ach. Omdat ik de bundel aandachtig en meerdere keren heb gelezen, zoals het een ernstig criticus betaamt, en ik me bij elk gedicht ergerde aan het feit dat dit elitaire gemonkel voor heuse poëzie wordt gesleten, vroeg ik me tenslotte af of ik me ook aan de titel ergerde, of ik het een titel vond die door zijn gewoonheid eigenlijk geen titel genoemd zou mogen worden, alleen nietszeggend? Het vertrek van Maurice Maeterlinck. Het vertrek van Menno Ter Braak,- zo ben ik het voor mezelf eens gaan noemen, ter eigener vermaak zeg maar, die oefening makend om er het inwisselbare van te peilen, na te gaan in hoeverre zon titel staat of valt met het gewicht van de genoemde. Het vertrek van. Het vertrek van Toni Corsari bijvoorbeeld. Het vertrek van Paul dHoore, ander voorbeeld. Het vertrek van Menno Ter Braak. Flauw? Ja, want in Nederland weet natuurlijk geen hond wie Paul dHoore of Toni Corsaro is/was. En het valt nog te zien of lezend Nederland zich zo gek veel bij Maurice Maeterlinck kan voorstellen? Maar over Menno Ter Braak dan weer heel wat, overigens zeer terecht. Kijk, wat ik bedoel: waar het vertrek van Menno Ter Braak het aan gelatenheid grenzende gevoel kan oproepen, als bij het verlies van een honnête homme, het verlies van een Reinaert, het verlies van de luciede mens, het verlies van de polemist die recht in zijn schoenen bleef staan,- zo ook aureoolt er vanalles rond Maeterlinck en het vertrek van dié man ontlokt het letterminnende deel van lezend België ook heel wat, veel och en ach! Zou het? Wat stoort mij hier aan? Waarom vind ik dat niet een bijzondere titel? Michaël Vandebril gaat op de schouders staan van. Met name op de geridderde schouders van Maurice Polydore Marie Bernard graaf Maeterlinck. Een hele mondvol, inderdaad. Maar wie was die meneer? Allicht is het hier de plaats niet om het fabelachtige leven van Maurice Maeterlinck uit de doeken te doen, maar qua wikipedia toch dit: Opgevoed in een gegoede, franssprekende familie te Gent, bij zijn theaterdebuut bejubeld door Octave Mirbeau. Jurist van opleiding. Kreeg in 1911 de Nobelprijs voor de literatuur in plaats van Hendrik Ibsen, Leo Tolstoj, Emile Verhaeren en nog zo een paar van die zwaargewichten waaraan het verlenen van de hoogste literaire onderscheiding misschien rechtmatiger was geweest. Symboolbevrachte, doorwrochte, dure poëzie en dito toneelspelen in de Franse taal, werk dat hélas de tand des tijds niet vermocht te doorstaan en uit chauvinisme en nostalgie en snobisme en met een belgisistisch kloppend hart van stal wordt gehaald, mooi op tijd ook om er het eeuwfeest van dit heuglijks mee op te luisteren,- scheelt meteen in de verkoop. Kortom, een naam en een oeuvre waar we maar beter bij voorbaat van onder de indruk zijn. Salons, happenings, recepties, netwerken, getriggerd worden door de idee dat het dichterschap waardevoller is als het wordt bekroond en daartoe de elegante stappen zetten op het literaire veld, desnoods als nar aan een door ijdeltuiten en windbuilen overwoekerd hof,- las ik door déze bril de verzen van Michaël Vandebril? Misschien, maar dan zij ook opgemerkt dàt ik deze bril ophad, dat ik met andere woorden niet blind was voor mijn eigen vooringenomenheid en dat ik het ook eens zonder die bril probeerde, naar het voorbeeld van het New Criticism. Mijn lezing niet door de biografie van de auteur laten sturen dus, mij beperken tot de gedichten zelf. Welnu. De bundel opent met het titelgedicht Het vertrek van Maeterlinck en al meteen bevinden we ons in wat je het symboolversleutelde hart zou kunnen noemen van Maeterlinck zelf. In zijn gedichten, immers, wil Maurice worden bevrijd van de broeikaswereld, de beschermende, koninklijke serre, zodat hij meer uitzicht krijgt op een open horizon. Zijn gedichten worden gevormd door droomflitsen, fantasmas, nachtmerries, ijlkoortsen van een waanzinnige geest, die wanhopig probeert uit zijn besloten wereld te komen, maar daar niet in slaagt. In zijn tijd zeer modern dus, maar thans klinken oprispingen als orchideeën van onbeantwoorde liefdes bepaald wollig en zweverig en harperig, ook en misschien wel vooral als ze onder een blauwe stolp worden geteeld, beschermd tegen vogelvraat, weg van schaduw van bomen en muren. Fin de siècle-sensaties anno nu en betere standendurigheid die door Michaël Vandebril interpunctieloos aan elkaar wordt geregen en alleen al daarom de lezer verzoekt deze tekst niet al te zakelijk te lezen, maar zich liever te laten bedwelmen door de parfumlucht van dit manierisme en mee te kabbelen. Gedichten om hardop voor te lezen of om zachtjes in het oor van je geliefde te gieten, noteert Bart Van Loo op de titelpagina, chansons enfin. Kabbelen. Mee met iets waarvan het niet meteen duidelijk is of het om een plant of om een wezen van menselijke kunne gaat: trekt de afdruk van mijn afwezigheid diepe voren / in het zanderige bed/ waarin duizend minzame vissen sterven als in laag / eentonig water. Ik weet niet hoe dat met u zit, maar ik kan me niet meteen iets voorstellen bij de afdruk van mijn afwezigheid, ik word hoogstens in de war gebracht door de deficiënte modus van deze dubbele negatie en kan er verder niets mee. En waarom precies duizend minzame vissen, en hoe een kwaaie vis erbij zwemt, god mag het weten,- kortom, de opgeroepen sfeer is van een artificiële kontdraaierij die de hele bundel lang, om ook nog iets positiefs te zeggen, wordt volgehouden, maar waarvan me nooit is duidelijk geworden waarom deze gedichten eigenlijk moesten worden geschreven, behalve, opnieuw, om mooie sier te maken, uit ijdelheid. Ieder moet, naar het woord van Maeterlinck, een eigen mogelijkheid van hoger leven weten te vinden in de nederige en onvermijdelijke dagelijkse werkelijkheid. Dit is het hoogste levensdoel. In Maeterlincks dagen was die werkelijkheid voor de minder gefortuneerde (lees 90 procent van de bevolking), voor de verschoppeling dus, aanzienlijk prozaïscher en mag het onvergeeflijk heten dat al die overgevoelige, hoger opgeleidde, van gegoede huize en godzoekende naturen in hun morele fundamenten niet werden geschokt door wat onder hun neus gebeurde. Misschien krijg je inderdaad genoeg van realisme als het de goten en krochten uitswingt en vlucht je maar beter in de ijlte van symboliek. Maar goed, een poëziebeschouwing is misschien niet de plaats om ons over het lot van analfabeet verbijsterd te weten. Terug naar de partituur. Verzen die vanuit een fopniets opduiken (ik leid je om de tuin) en die zonder te beklijven in het nergens van dertien regels verder weer verdwijnen, in de ondiepe poel van een nieuwe poëzie. Waarom? Waarom toch? Regels die in het luchtledige van de kunstige pose blijven steken: ik word / een landschap van een architect van schaduw op zoek naar / de groene waas van roem. Goedkope diepzinnigheid: met deze nacht / valt geen huis (dit huis verkleedt zich in een huis) te houden. Nog goedkopere diepzinnigheid: (we eten aardbeien in het park spelen onze kinderen met een bal van plastiek) Vergelijkingen uit de groothandel: muren die vervellen als verbrande huid. Knipoogje naar Rilke: wie nu geen schuilplaats heeft zoekt er geen meer. Uitleggerigheid: (mijn bril heeft drie glazen). Wensjes betreffende de eigen navel: ik zou willen dat zij die kijkt zich aan me snijdt een wonde / die slechts ik / zalven kan. Pseudomystiek: de dag is een lichaam en heeft onder ons gewoond. Ongelukkige vergelijkingen: zoals je tong / elke keer weer terugkeert naar die ene afgebroken kies zo keer ik / terug naar jou. Regelrechte onzin: in de verlangens () van mijn verlangen. Maar goed: mijn mening, mijn smaak, niks meer. Of toch. Deze regel wil ik u niet onthouden, het is naar mijn gevoel met afstand de beste uit de hele bundel en zegt op een rare manier waar het Michaël Vandebril om te doen is: daar staat / mijn naam op het graf van de onbekende dichter. Koenraad Goudeseune
Posted on: Thu, 17 Oct 2013 12:07:00 +0000

Trending Topics



Recently Viewed Topics




© 2015