Ook Zuidelijke organisaties kunnen straks deelnemen aan de - TopicsExpress



          

Ook Zuidelijke organisaties kunnen straks deelnemen aan de strategische partnerschappen die minister Ploumen vanaf 2016 aan wil gaan met het maatschappelijk middenveld. Dat bleek gistermiddag uit het drukbezochte Algemeen Overleg over het maatschappelijk middenveld. Een debat waar de oppositie voorlopig haar verlies leek te nemen met de bezuinigingen, maar wel van Ploumen de garantie loskreeg dat het maatschappelijk middenveld écht onafhankelijk kan opereren. Oorspronkelijk leek er geen ruimte te zijn voor Zuidelijke organisaties om mee te dingen met de subsidies van de strategische partnerschappen, maar op aandringen van Roelof van Laar (PvdA) liet de minister weten dat Zuidelijke ngo’s ook deel uit kunnen maken van een dergelijke alliantie. Subsidiëring van strategische partnerschappen is één van de sporen van het nieuwe financieringsstelsel na 2016, waarbij de bepleitende en beïnvloedende (oftewel: waakhondfunctie) van ngo’s zal worden versterkt. Penvoerder kunnen de Zuidelijke ngo’s echter niet worden, in tegenstelling tot wat Van Laar wenst en waarin hij door Sjoerd Sjoerdsma van D66 wordt gesteund. De strategische partnerschappen zijn een nieuwe vorm van samenwerken en daarom wil de minister beginnen ‘waar we elkaar nog gemakkelijk kunnen vinden’. Bovendien, voert Ploumen aan, ‘wanneer ik zeg: de partnerschappen staan open voor organisaties buiten Nederland, dan is de wereld heel groot.’ Omdat immers de Noord/Zuid verdeling niet meer zou bestaan, hetgeen de gedachte achter de financiering van Zuidelijke organisaties is, zou het subsidiekader ook open moeten staan voor organisaties uit bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk. Dat zou echter als gevolg hebben dat er nóg minder ruimte voor Nederlandse organisaties is om aanspraak te maken op het toch al krimpende budget, terwijl de Kamerleden nu juist pleiten om voor deze organisaties de ‘landing te verzachten.’ Van Laar ziet echter het probleem van het financieren van een Britse organisatie niet, wanneer het duidelijk is dat zij de beste partij zijn om een bepaald probleem aan te pakken. Met de potentiële steun van D66 en het CDA, die zich eveneens sterk maken voor een grotere rol van Zuidelijke organisaties, overweegt Van Laar dan ook een motie om Zuidelijke organisaties toch penvoerder te kunnen laten zijn. SP-Kamerlid Smaling is de enige die zich kritisch uitlaat tegenover een penvoerderschap van Zuidelijke ngo’s, gezien het tijdsgewricht er volgens hem op dit moment niet naar is. Waakhondfunctie De oppositie kan zich goed vinden in de keuze van de minister om juist de waakhondrol van ngo’s te financieren, maar Sjoerdsma vraagt zich wel af of ngo’s daadwerkelijk in vrijheid kunnen opereren. Dat kan, zo verzekert minister Ploumen. Ze zal er misschien ’s nachts wakker van liggen, of er misschien zelfs spijt van krijgen maar ‘de onafhankelijke positie is gewaarborgd’, aldus Ploumen. Daarbij verwacht zij ook een een kritische houding van het maatschappelijk middenveld op haar eigen beleid. Ngo’s richten zich daarom in haar visie niet alleen op het falen van een overheid zoals Congo, maar zij zouden ook de minister aan haar jasje moeten trekken als er bijvoorbeeld verbeteringen moeten komen op het belastingbeleid van de Nederlandse regering. De PvdA-minister kiest uitdrukkelijk voor financiering van deze rol van ngo’s, omdat een Bill&Melinda Gates Foundation aarzelen om het aspect van macht en tegenmacht te financieren. Voor het ministerie is daarom juist hier een rol gewenst, vindt ze. Hefboomfonds Het debat levert meer vernieuwende elementen op. Zo wijzen Sjoerdsma en Van Laar er bijvoorbeeld op dat veel Nederlandse maatschappelijke organisaties weliswaar financiële steun bij verschillende grote buitenlandse fondsen vinden, maar zich toch vaak gedwongen voelen een beroep te doen op Nederlandse overheidssteun om de ruimte te creëren voor het zoeken naar andere financieringskanalen. Zo zijn er legio subsidieverstrekkers die slechts projecten financieren, maar geen dekking bieden voor overhead kosten. Met het wegvallen van Nederlandse overheidssteun, ontstaat voor deze organisaties een gat in hun begroting. Hiertoe kaart Sjoerdsma de mogelijkheden voor een hefboomfonds aan. De minister belooft hiernaar te kijken en komt hier in haar brief van mei 2014 terug. Van Laar zou verder graag steun willen zien voor particuliere initiatieven (PI’s) die een professionaliseringsslag willen maken en vindt daarmee een blije Agnes Mulder (CDA) aan zijn zijde, die altijd al de rol van particuliere initiatieven onder de aandacht heeft gebracht. Minister Ploumen zal nader naar dit voorstel kijken en hier een brief over sturen. Sjoerdsma krijgt van Ploumen de toezegging dat open data wordt gestandariseerd in het financieringsstelsel, als comply or explain mechanisme. Bezuinigingen Daarmee zet het debat een aantal nieuwe elementen in werking en dit is dan ook de grootste winst voor de Kamerleden, zowel voor de oppositie als de coalitie. Budgettair gezien valt er, zoals vantevoren kon worden verwacht, niets meer te halen. De aanval wordt desalniettemin dapper ingezet door Sjoerd Sjoerdsma, Joël Voordewind (ChristenUnie) en Eric Smaling (SP), die hun collega’s Bram van Ojik (GroenLinks) en Kees van der Staaij (SGP) tijdens het debat moeten missen omdat zij als fractievoorzitters bij een debat in de plenaire zaal moeten zijn. Erg fel wordt het debat niet, alhoewel Sjoerdsma zich blijft afvragen hoe de minister haar ambities wil waarmaken met het gekrompen budget en de minister vraagt om het evenwicht tussen de private sector en het maatschappelijk middenveld iets te herstellen. Ook Smaling vraagt met klem om een ‘zachtere landing’. ‘Terecht dat er private fondsen worden ingezet, maar wees niet zo bruut zoals u nu bent’, verzoekt hij de minister. Voordewind deelt zijn frustratie eveneens. Na een snel rekensommetje concludeert hij dat de private sector er 800 miljoen op vooruit gaat, terwijl het maatschappelijk middenveld 230 miljoen wordt gekort. ‘En dat voor een minister die zelf gewerkt heeft voor het maatschappelijk middenveld. Ik begrijp het niet.’ Van Laar vindt dat Voordewind ‘appels met eieren’ vergelijkt, maar wordt zelf ook het vuur aan de schenen gelegd door de oppositie omdat hij volgens hen te weinig stelling neemt tegen de bezuinigingen. Van Laar vraagt vooralsnog om meer duidelijkheid en waagt zich nog niet aan nadere stellingnames. De minister toont zich onwrikbaar wat het budget betreft. Zij ziet geen financiële ruimte en ook inhoudelijk vindt zij dat het maatschappelijk middenveld met minder toekan, omdat een rol van beleidsbeïnvloeding minder geld kost dan zelf projecten uitvoeren. ‘Wíj zijn er ook om te bepleiten en te beïnvloeden’, is Smalings repliek als oppositielid. Hij verwijst naar de begrotingsstemmingen die in december nog zullen komen. ‘De minister doet een begrotingsbod, waar wij nog over moeten stemmen. De minister doet het nu al te gemakkelijk af’ aldus Smaling. Speerpunten Joël Voordewind probeert op een andere manier geld voor het maatschappelijk middenveld los te peuteren, namelijk via het speerpuntenbeleid. Maatschappelijke organisaties krijgen vanuit deze speerpunten ook financiering, maar onduidelijk is hoeveel. Voordewind wil graag percentages zien, maar de minister wil zich daar niet op vastpinnen. ‘Ik wil niet sturen op kanalen, maar op resultaten. Ik wil voorkomen dat ik organisaties moet gaan steunen om tot een specifiek percentage te komen’, zegt Ploumen. Flexibiliteit – daar houdt de minister graag aan vast. Wel laat ze weten dat 15-28 % een realistische inschatting is, maar Voordewind overweegt een motie op dit punt om toch die ondergrens vast te leggen. De minister laat verder weten een brief te sturen over de rol van het maatschappelijk middenveld bij de speerpunten. Achter geld aan lopen Bij Ingrid de Caluwé van de VVD leven er heel andere zorgen. Zij vindt dat er eigenlijk nog te weinig wordt bezuinigd, maar vreest vooral dat ngo’s zich nu massaal gaan omvormen tot waakhondorganisaties om op die manier financiering van de overheid te ontvangen. Specialisatie van ontwikkelingsorganisaties moet een vereiste zijn, vindt zij. Kijkende naar de uitpuilende zaal, wijst zij op het grote aantal ngo’s dat er bestaat waarvan velen zich in de breedte hebben ontwikkeld ‘van condooms tot zaadveredeling, waarvan ik bij dat laatste toch echt landbouwzaden bedoel’, grapt ze. ‘Ngo’s moeten niet achter het geld aan gaan lopen’, aldus De Caluwé. Ploumen wijst op de eigen verantwoordelijkheid van ngo’s daarin, en geeft aan dat resultaten tellen. Bij de beoordeling of ngo’s in aanmerking komen voor financiering uit strategische partnerschappen, zal gekeken worden hoe efficiënt en effectief de organisaties opereren. Aan het einde van het debat blijkt dat Ploumen inhoudelijk gezien op steun van de Kamerleden kan rekenen, die allemaal hun lof uiten voor haar analyse. En ook leeft er bij zowel de Kamer als bij de minister een grote waardering voor het maatschappelijk middenveld. Het regent complimenten die de aanwezige lobbyisten in de uitpuilende zaal gelaten over zich heen laten komen. Maar complimenten leveren geen geld op en daar is nog steeds waar voor de oppositie de pijn blijft zitten. Of de oppositie haar verlies neemt of toch nog een volgende ‘battle’ zal starten, dat zal over twee weken duidelijk worden bij de begrotingsbehandeling en de daaropvolgende stemmingen op 3 december. Een onduidelijke stellingname van de PvdA over het budget van de minister laat de oppositie voorlopig nog in het ongewisse of eventuele amendementen kans zullen maken.
Posted on: Wed, 20 Nov 2013 13:10:35 +0000

Trending Topics



Recently Viewed Topics




© 2015