Commentaar bij recente bijdrage van Dirk Van Damme (OESO) over - TopicsExpress



          

Commentaar bij recente bijdrage van Dirk Van Damme (OESO) over hervorming secundair onderwijs In het tijdschrift Sampol van sept. 2013 schreef Dirk Van Damme (OESO, ex-kabinetschef minister Vandenbroucke) de bijdrage: De hervorming van het secundair onderwijs: een reconstructie. We haasten ons om enkele kritische opmerkingen te formuleren bij een aantal stellingen van Dirk Van Damme, en bij het feit dat hij vaak koud en warm tegelijk blaast. Stellingen waarmee we het grotendeels eens zijn (1) Van Damme schrijft: “De Knack-enquête van 21 augustus 2013 maakt duidelijk dat het draagvlak voor de hervorming vandaag niet groot is. De steekproeftrekking en de vraagstelling van deze enquête zijn zeker betwistbaar, maar ook met een lager cijfer dan 80% afwijzing door leraren is het duidelijk dat er een brede afwijzing door Vlaamse leraren bestaat. Dit moet ernstig genomen worden. Voor een hervorming van dergelijke omvang is een zeker draagvlak onder de onderwijsprofessionals nodig, ook is het aan de politiek en de beleidsmakers om strategische beslissingen te nemen en zich daarvoor in een parlementaire democratie te verantwoorden. De huidige communicatiekanalen, waarin het overleg door koepels en vakbonden wordt gemonopoliseerd, bieden te weinig ruimte om met de leraren vanuit hun professionaliteit in gesprek te gaan.” Met Onderwijskrant stellen we al vele jaren dat er geen draagvlak voor de hervorming bestaat. Jammer genoeg wekten de beleidsmakers, onderwijskoepels, hervormers, Dirk Van Damme, de media … de indruk dat dit wel het geval was. (2) Van Damme schrijft ook terecht: “Voor radicale structuurhervormingen, zoals een sterke comprehensivisering, is er in Vlaanderen geen ruimte, zoveel heeft de onderwijsgeschiedenis - onder meer met het VSO maar ook in andere dossiers - wel aangetoond.” In dit verband neemt hij ook afstand van de recente reactie van Frank Vandenbroucke die de hervorming niet radicaal genoeg vindt. Oneens over grote knelpunten We zijn het absoluut niet eens met de belangrijkste motieven voor de hervorming zoals Van Damme die voorstelt en onderschrijft: de bezorgdheid omtrent het onderpresteren van de sterke leerlingen, de ongekwalificeerde uitstroom en de sociale discriminatie. (1)Hervormers ontkenden niveaudaling en onderpresteren van sterke leerlingen Van Damme schrijft dat er al bij minister Vandebroucke (2004-2009) en zijn kabinetschef Van Damme, en iets later ook bij de leden van commissie-Monard een grote bezorgdheid bestond over de niveaudaling, en in het bijzonder over het onderpresteren van onze betere leerlingen. Niets is minder waar. Van Damme wekt de indruk dat één van de belangrijkste doelstellingen van de hervormers sinds 2004 de bezorgdheid was omtrent het onderpresteren van de sterkere leerlingen; men wou, aldus Van Damme, “de meest gemotiveerden op Europees topniveau brengen”. De grote slogan van Vandenbroucke en zijn medewerkers en ook van het rapport-Monard luidde echter: ‘Ons Vlaams onderwijs is sterk voor de sterke leerlingen, maar zwak voor de zwakke leerlingen. We moeten de kloof dempen’. Dat was ook één van de drie belangrijke knelpunten in het rapport-Monard (2009). Van Damme was medeverantwoordelijk voor deze verkeerde inschatting van de situatie in het s.o., voor de domme kloofslogan en voor de tendentieuze interpretatie van PISA 2000 en 2003. Zelf hebben we in Onderwijskrant vanaf PISA 2000 de tendentieuze PISA-interpretatie van de bekritiseerd. We wezen er o.a. op dat onze zwakkere leerlingen beter presteerden dan deze in veruit de meeste OESO-landen, dat ook onze tso-leerlingen een hoge score behaalden, dat de slogan ‘de kloof dempen’ een dwaze slogan was. In onze kritiek op het rapport van de commissie-Monard hebben we dan ook veel aandacht besteed aan de kritiek op deze slogan en op dit vermeende knelpunt (zie Onderwijskrant nr. 151). We schreven erbij dat de hervormers zich blind staarden op grotendeels vermeende knelpunten en anderzijds blind waren voor belangrijke knelpunten als niveaudaling, erosie van de kennis, nivellering, onderpresteren van sterkere leerlingen … Precies omdat we met onze jarenlange kritiek op de niveaudaling en op de nivellering (onderpresteren van sterkere leerlingen) geen gehoor vonden bij de beleidsmakers en onderwijskoepels , hebben we met Onderwijskrant de actiegroep O-ZON-opgericht en vanaf eind 2006 een campagne gevoerd tegen de ontscholing, kenniserosie, niveaudaling en onderpresteren van sterkere leerlingen. Dit onderpresteren kwam/komt al vele jaren ook overduidelijk tot uiting in het feit dat steeds minder leerlingen na het s.o. sterke universitaire richtingen gingen volgen, een echt drama. Er studeerden b.v. in 2013 vijf maal minder licentiaten wiskunde, fysica, scheikunde … af dan in 1968. Minister Vandenboucke, zijn kabinetschef, leden van de commissie onderwijs, de onderwijskoepels, redacteur T’Sas van Klasse, kopstukken van de inspectie … namen het Onderwijskrant kwalijk dat we gestart waren met de O-ZON-campagne. Er waren volgens hen geen aanwijzingen van niveaudaling en nivellering en we stonden alleen met onze campagne. Duizenden leraren en directies lieten echter weten dat ze onze campagne steunden, zoals in 2012 ook 13.000 mensen onze petitie tegen de gemeenschappelijke eerste graad en afschaffing van de onderwijsvormen ondertekenden. Pas in de context van het opstellen van het Masterplan lieten de hervormers plots de slogan ‘sterk voor de sterke leerlingen, zwak voor de zwakkere’ vallen. We lazen nu precies het omgekeerde: ons onderwijs was wel sterk voor de zwakkere leerlingen, maar de sterkere werden nu te weinig uitgedaagd. (2)Een ander belangrijk knelpunt van de hervormers was/is het aantal leerlingen dat uitstroomt zonder einddiploma. Volgens de hervormers – en ook nog volgens de recente bijdrage van Dirk Van Damme is dit één van de belangrijkste motieven voor de hervorming van de onderwijsstructuur. Wij en vele anderen hebben steeds gesteld dat Vlaanderen op het gebied van aantal leerlingen zonder einddiploma goed scoort binnen de Europese landen, maar vooral ook dat de oorzaken van de ongekwalificeerde uitstroom niets te maken hebben met de gedifferentieerde structuur van onze eerste graad en van onze onderwijsvormen. Daarom vroegen we ook steeds naar cijfers per regio. Pas via een Leuvens rapport dat in juli verscheen, kregen we regionale cijfers. Dan bleek dat er 28% leerlingen zonder einddiploma zijn in Antwerpen en vaak minder dan 5% in gemeenten met weinig anderstalige leerlingen. Hieruit kunnen we afleiden dat het uitstromen zonder einddiploma geen probleem is van dé Vlaamse scholen en geen gevolg is van onze gedifferentieerde structuur. We wezen ook herhaaldelijk op het feit dat men bij de verlenging van de leerplicht in 1983 geen rekening hield met de kritiek dat dit tot leermoeheid zou leiden bij een groep leerlingen. We waarschuwden hier destijds voor in Onderwijskrant. Na 30 jaar is nu blijkbaar ook bij de beleidsmakers dit besef doorgedrongen. (3) Van Damme wekt in zijn recente bijdrage op bepaalde plaatsen nog steeds de indruk dat in Vlaanderen de sociale discriminatie vrij groot is en dat daarom een structuurverandering nodig is. Hij schrijft: “ Een tweede probleem dat voor het Vlaamse onderwijs in de internationale PISA-data naar voor komt, is de sterke impact van de ongelijk verdeelde sociale achtergrond op de leerresultaten van kinderen. Vlaanderen behoort tot die landen waar de sociale achtergrond van kinderen verhoudingsgewijs sterk meespeelt in de leerresultaten. “ Maar Van Damme blaast koud en warm tegelijk en poneert verder in de bijdrage: “Vooral linkse onderwijssociologen hebben van gelijke onderwijskansen de kern van de onderwijshervorming trachten te maken. Daarbij werd jammer genoeg nogal eens overdreven. Wanneer men de Vlaamse PISA-data nauwkeurig analyseert en vergelijkt met andere landen, dan is de impact van sociale ongelijkheid op leerresultaten groot, maar zijn er vele landen waar die nog veel groter is.” Op basis van TIMSS en PISA toonden tal van onderzoekers (o.a. Woesmann) aan dat Vlaanderen ook inzake sociale gelijkheid een topscore behaalt (zie vele bijdragen over dit thema op onderwijskrant.be). (Als dit niet het geval zou zijn, dan zou Vlaanderen overigens ook geen algemene topscore kunnen behalen.) Het is niet omdat er in Vlaanderen – zoals overal ter wereld – een hoge correlatie bestaat tussen het opleidingsniveau van de ouders en de leerprestaties van de kinderen, dat dit per se wijst op ‘sociale discriminatie’. Finse PISA-verantwoordelijken geven trouwens grif toe dat die correlatie in hun hogere cyclus s.o. even groot is als in andere landen en dat de verschillen tussen de scholen op dit niveau ook heel groot zijn. Andere stellingen waarmee we het oneens zijn. (1)Volgens Van Damme bestaat er een “consensus over de hervorming tussen de katholieke koepel, de inricht. Machten en de scholen scholen.” Er was en is o.i. absoluut geen sprake van consensus! Er kwam veel protest ook van tal van scholen en van veel directies. In 2011 namen b.v. in West-Vlaanderen de besturen van vier grote scholengemeenschappen (55 scholen) afstand van de hervorming. (2)Dirk van Damme pleit voor domeinscholen volgens belangstelling en vindt dit de belangrijkste hervorming. Hij verzwijgt dat domeinscholen nergens ter wereld bestaan en dat b.v. ook in Finland een scherp onderscheid gemaakt wordt tussen in aso-scholen enerzijds en en tso/bso-scholen anderzijds. Leerlingen zonder een hoge uitslag eind lagere cyclus krijgen in Finland overigens geen toegang tot de aso-scholen. Hij wekt ook ten onrechte de indruk dat leerlingen die vaststellen dat een bepaalde richting hen niet ligt, zullen kunnen overstappen naar een andere richting binnen dezelfde domeinschool (zie onze commentaar in Onderwijskrant 166). Van Damme wek ook ten onrechte de indruk dat in een proeftuin-school als Maaseik het onderscheid tussen aso-, tso- en bso-richtingen is opgedoekt. Ook minister-president Peeters wekte ten onrechte die indruk bij het bezoek aan de Torhoutse campus St.Rembert. Van Damme stoeft in dit verband ook met proeftuinendecreet 2005 (van het duo Vandebroucke-Van Damme) dat veel heeft gekost, maar o.i. bitter weinig heeft opgeleverd. (3) Van Damme schrijft verder: “Sommige organisaties en media, zoals de Onderwijskrant, kanaliseerden deze groeiende ongerustheid.” Hij verzwijgt dat de kranten , de VRT en VTM … zich opstelden als propagandisten van de hervorming en de vele kritiek op de hervorming negeerden. Precies daardoor kon het grote ongenoegen pas na een aantal jaren aan de oppervlakte komen. Van Damme wijst op bepaalde plaatsen op het grote verzet, maar is tegelijk geneigd het verzet (minachtend) te herleiden tot het werk van conservatieve enkelingen: enkel Bart De Wever binnen N-VA - de N-VA onderwijscommissieleden gingen volgens hem akkoord met de hervorming, enkel Raf Feys, Peter De Roover, de liberale denktank Itinera… Hij wekt hierbij de indruk dat de critici oerconservatief zijn en zich verzetten tegen alle onderwijsvernieuwing. (4) Van Damme beschouwt het PISA-onderzoek van zijn OESO blijkbaar nog steeds als een Europees orakel. Hij leidt al te vlug allerhande conclusies af uit de PISA-scores. PISA-chef Andreas Schleicher sprak nochtans onlangs de PISA-pretentie van hemzelf, Van Damme … tegen, toen hij in een loslippige uitspraak zelf waarschuwde voor het trekken van conclusies uit PISA: “Finland and the Netherlands are doing really well. But It is very hard to pinpoint the drivers of this quality." Voor een uitvoerige analyse van de hervorming s.o. en voor een analyse van de o.i. echte knelpunten (+remediëring) verwijzen we naar de vele bijdragen op onderwijskrant.be
Posted on: Wed, 25 Sep 2013 16:53:01 +0000

Trending Topics



Recently Viewed Topics




© 2015