Deel 45 Karim. Ik sliep op een klein kamertje in het huis. De - TopicsExpress



          

Deel 45 Karim. Ik sliep op een klein kamertje in het huis. De kamer van Wander en Riks was het grootst. Daarna die van Wander Jr. Dat was de broer van Jetje. Jetje haar kamer was ook behoorlijk groot moet ik zeggen, maar die leek klein vanwege de bedstee die erin gebouwd was. In mijn kamertje stonden een bed, een kast en een stoel.Ik had niets om in de kast te hangen, want ik had maar een setje kleren bij me en dat had ik aan. Daarom besloot Riks dat ik met Jetje moest gaan shoppen. Ze nam me mee naar de stad die met de bus op een half uur rijden lag. Ze kocht tuinbroeken, truien en een trainingspak voor me. Tot slot nam ze me mee naar een gezellig cafeetje terug in het dorp en liet ze me een soort likeur proeven. En Allah, wat was dat smerig zeg! Ze bestelde er een uitsmijter met ham. Ik bestelde hetzelfde, maar dan zonder ham. Er zaten verder nog wat oude boeren in het cafeetje zo’n smerig borreltje te drinken en te keuvelen over de werkdag van vandaag. Ik at mijn uitsmijter met smaak op. Heerlijk zo’n ding. Vooral goed om die vieze smaak van dat borreltje mee weg te werken! Jetje sprak aan een stuk door over vriendinnen van haar die ik moest leren kennen, over klapstuk en bloedworst, over Wander Jr. die op stage was in Rotterdam. En wat je allemaal nog niet meer kunt bedenken. Ze kletste de oren van mijn hoofd en eindelijk gingen we dan weer naar huis. Daar was haar moeder bezig de haard aan te steken. Ze hadden namelijk geen cv in huis, maar alleen een haard in de woonkamer en een kacheltje in de achterkamer. De deur van de trap werd open gezet zodat de warmte ook naar de slaapkamers trok. Er hing een heerlijke geur in huis van een soort stamppot. En iets wat ik niet helemaal thuis kon brengen. Dat was dus varkenskarbonade! En dat at ik niet. Onder geen omstandigheid! ”Maar jongen, het is echt lekker hoor.” Probeerde Riks. “Het verschil tussen rundvlees en varkensvlees is dat varkensvlees zo lekker zoet is en dat het wat sappiger is. En er zit zo’n lekker wit randje aan dat zo lekker……” ”Mama! Hij mag geen varkensvlees, want hij is Moslim.” ”Oh, een Mohammedaan! Zeg dat dan!” ”Nee, mevrouw, ik ben geen Mohammedaan. Ik ben moslim.” ”Ja, dat mag ook al. En wat wil je dan?” ”Hij heeft niks te willen. Hij eet wat de pot schaft. En dat is boerenkool met Karbonade.” Tussen meneer en mevrouw ontstond er een heuse discussie. Jetje nam mij mee naar de keuken om uit de herrie weg te zijn. Uiteindelijk kwam Wander naar de keuken en zei: ”Als jij niet een wat de pot schaft en je van elk stuk varkensvlees een probleem gaat maken, mag je van mij weg. Je bent hier ook maar een knechtje en ik kan niets beginnen met moeilijk doeners.” Het kwam erop uit dat ik vertrok. Ik kreeg mijn bezittingen terug en mocht vertrekken. Jetje stopte mijn tas vol met etenswaren en leidde me tot aan de bushalte waar ze strippen voor mij kocht tot aan de eerste stad. Ik was weer alleen en dacht aan waar ik heen zou gaan. Sabah was het eerste dat in mijn gedachten op kwam, maar ik ging niet terug. Ik liep de stad door en viel in slaap onder een paar struiken in het stadspark. Sabah. De sleur van mijn leven ging gewoon door. Ik ging naar mijn werk. Ik ging naar huis. Ik at, dronk en sliep en dat was het. Met tegenzin ging ik naar mijn werk en met tegenzin ging ik ook weer naar huis. Met nog meer tegenzin ging ik slapen, want dan kon ik aan niets anders denken als aan Karim. Ik verveelde me dan een ongeluk en kreeg hem niet uit mijn hoofd. Ik dacht aan hoe alles met hem begonnen was. Ik kon hem niet luchten of zien, noch ruiken noch aanhoren. Ik haatte hem echt. En ik had hem voor een loser en poor – guy uitgemaakt. Geld naar zijn kop gesmeten alsof hij een hond was. En ik had daar nu spijt van. Hij hielp mij meteen toen op die avond. Toen ik uitgeput en half in shock op het station aankwam en nergens heen kon. Hij hield me warm de hele nacht en bracht mij naar huis die ochtend. Hij was zo lief en ik wilde het niet zien. Nu zag ik het en was hij weg. Hij zou wel terug komen, maar wanneer was dat? Over een paar maanden? Over een paar weken? Over een paar jaar? De dagen vlogen voorbij en ik kreeg overal steeds meer moeite mee. Alles herinnerde mij aan hem. Het opblaasbed, het bidkleedje van mijn broer, de trainingspakken van mijn broer. Zelfs de keuken, omdat hij de laatste maanden had gekookt. Ik had steeds minder puf. Mijn moeder dacht zelfs dat ik de ziekte van Pfeiffer had of zoiets. Mijn zusje vond dat ik me niet zo af moest sluiten en ik niet zo rot tegen iedereen moest doen. Ik probeerde er zoveel mogelijk op te letten. Laila was intussen bevallen en ze had een zoontje gekregen. Ze noemde hen Isaac. Het was echt een schat van een kereltje dat bijna niet huilde. Hij sliep of hij at en dat was het. Geen kind aan dus. Ik was echt gek op hem en als hij sliep kon ik uren naar hem kijken. Naar zijn bolle wangetjes, zijn handjes die hij stevig gebald hield en zijn mondje waarmee hij naar de moederborst op zoek was voor eten. Ik vroeg me af waar hij aan dacht als hij sliep. Waar hij was op dat moment. Ik wilde dat ik bij hem was. Dan had ik wat afleiding en zou ik net zo gelukkig zijn als hij. Want kleine Isaac keek echt blij als hij sliep. Ja, dat was kleine Isaac. Over een week zou zijn paspoort klaar zijn en zou hij met Laila naar huis gaan. Naar Marokko. Ik genoot nog van de tijd dan mijn lieve neefje hier was en zou hem dan missen… Net zoals ik Karim nu miste. Karim…Hij was degene waar ik in de ochtend mee op stond en waar ik ’s avonds mee ging slapen. Die bij mij was als ik sliep en die ik zo miste. En zou geen vervanger voor hem kunnen zijn. Niet in de tijd dan hij weg was, als was dat maar voor even of voor altijd. Mevrouw Dadi. Ik ging weer terug naar huis met mijn schoondochter. ”Een aardig meisje, hè.”Zei ik. ”Ja, heel gezellig. En ze sprak nog Arabisch ook. Wel niet zo daverend, maar ze kon zich verstaanbaar maken.” ”Ze heeft mijn haar weer netjes op lengte geknipt. En nog met een scherpe schaar ook.” Mijn schoondochter scheen dat van die scherpe schaar heel normaal te vinden. Thuis dacht ik aan Karim. Mijn kleinzoon die ergens op straat rondliep. Die niet dood was, maar leefde. Waarom hadden ze zo tegen mij gelogen? Ze wisten dat hij heel veel voor mij betekende. En ik dacht na over wat dan meisje aan mij had gevraagd. Of ik hem wilde helpen. Ze had mij aan het denken gezet. Sinds jaren had ik weer iets van Karim vernomen. Het bracht mij vreugde in het hart dat hij er nog was en dat hij het zo goed had gehad. Hij was bij een goed meisje terecht gekomen. Zouden ze… Ja. Zeker weten. Ik zag het in de ogen van dat meisje dat ze iets samen hadden. Ze had liefde voor hem. Dat las ik uit haar ogen. En hij vast voor haar! Zo’n goed en lief meisje. Ze was welgemanierd en had respect voor anderen. En ze had er alles voor over om hem te helpen. Dat was wel tot mij doorgedrongen. Haar woorden bleven in mijn hoofd. Ik vergat ze niet. Ik zou ze ook nooit kunnen vergeten. Ze sprak de waarheid. Ik was de enige die mijn kleinzoon kon helpen. Of ik ook werkelijk het lef zou hebben was nog maar de vraag. Zou Allah het mij echt niet kwalijk nemen dat ik zou stelen? LIKE VOOR DEEL 46!!!
Posted on: Sat, 17 Aug 2013 22:50:49 +0000

Trending Topics



Recently Viewed Topics




© 2015