Zin en onzin van mobiliteit Door: Rutger Claassen Mobiliteit - TopicsExpress



          

Zin en onzin van mobiliteit Door: Rutger Claassen Mobiliteit is het vermogen om ander werk te doen dan men tot dan toe deed en/of het vermogen om van organisatie te wisselen. Men wisselt ofwel van sport (werkzaamheden) ofwel van club (organisatie). Beide tegelijk kan natuurlijk ook, maar het is goed deze dingen uit elkaar te houden. Een betoog over de zin en onzin van mobiliteit. Het credo van loopbaanmobiliteit is beweging om de beweging. Een beetje carrièrebewust type is altijd bezig om de volgende stap te plannen. Stilstand is immers achteruitgang. De held van de mobiliteitsrage is de jobhopper die nergens langer blijft dan een of twee jaar. Ambitieuze bedrijven stimuleren dit en spelen er op in, met hun up or out systemen. De heldin is de zzp’er, die freelance alle klussen doet die vroeger intern gedaan werden. Eindeloos flexibel inzetbaar. Iets minder voorkomend, maar misschien wel het mooiste zijn de mensen op televisie die in Spanje op het platteland een boerderijtje beginnen. De impliciete boodschap: wie leeft volgens zijn hart is bereid het roer 180 graden om te gooien en helemaal opnieuw te beginnen. Het gras is altijd groener aan de overzijde. In economisch goede tijden is mobiliteit populair. Niemand waant zich bedreigd, iedereen wil wel eens elders een kijkje nemen. Immobiliteit is ouderwets, namelijk: veertig jaar bij dezelfde baas, onwrikbare werknemersrechten, improductiviteit, de werknemer als vastgeroest meubilair. Mobiliteit is modern: een flexibel werknemersbestand, inspelen op de wereldmarkt, eeuwige groei van de eigen capaciteiten en kwaliteiten. In een wereld waarin alles steeds sneller beweegt, is de enige evolutionair verantwoorde overlevingsstrategie op de arbeidsmarkt: meebewegen. Maar er is ook een andere kant. De huidige crisis maakt mobiliteit echter weer impopulair. In dit opzicht is de financiële crisis niet veel anders dan eerdere periodes van recessie. Nu blijft iedereen angstvallig zitten waar hij zit en wordt de vaste baan weer hoog gewaardeerd. Sectoren met grote baanzekerheid, zoals het onderwijs, zien de instroom stijgen. Dat roept de vraag op: is mobiliteit een luxeproduct, in de mode in goede tijden, uit de gratie in slechte tijden? Of kunnen we ook iets zeggen over de zin en onzin van mobiliteit dat de conjunctuur overstijgt? De meeste bewegingen in de loopbaan zijn die waarin men binnen een organisatie ander werk gaat doen, of waarin men zeer vergelijkbaar werk bij een andere organisatie gaat doen. Dat mobiliteit een ‘vermogen’ is, houdt in dat de vaardigheid om te bewegen wanneer dit geboden mocht zijn voldoende is. Je hoeft niet daadwerkelijk te bewegen om een mobiel persoon te zijn, als je maar je ‘marketable skills’ op peil houdt. Aan de andere kant is mobiliteit natuurlijk niet volledig los te zien van het zo nu en dan maken van een move. Vergelijk het met de datingmarkt voor singles. Iemand kan tegenover een datingbureau beweren dat hij goed bemiddelbaar is: vlot, aantrekkelijk, gevoel voor humor, etc. Wanneer hij echter nooit een relatie weet aan te knopen, gaat op den lange duur toch de vraag knagen of hij wel werkelijk over het gevraagde vermogen beschikt. Dus nogmaals: wat is de waarde van mobiliteit? Het voor de hand liggende antwoord is: mobiliteit is goed als zij over het hoofd gezien: die leiden immers niet tot mobiliteit. Iets soortgelijks geldt voor mobiliteit van club. Dat veronderstelt dat organisaties – ook al bieden zij ongeveer hetzelfde werk – toch zoveel van elkaar verschillen dat het loont om te verkassen. Daarmee stimuleert mobiliteitsbeleid het maken van overstappen die bij nadere beschouwing niet zoveel opleveren. Het gras lijkt voor de overstap wel groener, maar eenmaal aan de overzijde blijkt dat tegen te vallen. Vervelende collega’s kun je overal tegen het lijf lopen. Ook de nieuwe organisatie heeft haar plezierige en vooral ook haar minder plezierige kanten. Als de crisis dat besef opnieuw naar boven brengt, biedt het een nieuw realiteitsbesef dat wij goed kunnen gebruiken. Het is dus maar de vraag in hoeverre deze controversiële aannames voor het meeste werk in onze samenleving opgaan. De wetenschap is ongetwijfeld geen gemiddelde baan. Toch zou het wel eens zo kunnen zijn dat er veel werk is dat gebaat is bij mensen die het leuk vinden lange tijd op dezelfde plek hetzelfde werk steeds beter proberen te doen: van het onderwijs tot de zorg, van de tramconducteur tot de barman, van het Tweede Kamerlid tot de accountant. De vraag is: geldt dat ook voor uw werk?
Posted on: Mon, 14 Oct 2013 22:13:01 +0000

Trending Topics



Recently Viewed Topics




© 2015