Mijn naam is Bart. Je kent mij niet maar ik kom af en toe voor in - TopicsExpress



          

Mijn naam is Bart. Je kent mij niet maar ik kom af en toe voor in de verhalen van Sofie. Vandaag moest ik deze inleiding schrijven omdat Sofie een verhaal heeft geschreven dat mij zo bij de keel greep dat ik dacht : “hier kun je de mensen niet onvoorbereid aan blootstellen”. Het is een complexe vrouw mijn Sofie. Ze kan zich enorm inleven in mensen, emoties en situaties en ze kan dat ook nog eens in woorden vatten zodanig dat je zelf voelt wat zij voelde toen ze schreef. Dat is zo als ze blij is en door de wereld dartelt, maar dat is ook zo als ze pijn voelt van zichzelf of van iemand anders die haar na staat, of zelfs van iemand die ze nog maar net is tegengekomen. Eva, Ik heb mijn ogen dicht. Langzaam dringt de kou tot me door. Mijn hele rechterzijde is koud en mijn gezicht ook. En pijn. Mijn gezicht doet pijn. Zo’n pijn. Ik probeer mijn ogen open te doen, maar ik krijg alleen mijn linkeroog een beetje open. Ik voel dat ik gehuild heb, mijn gezicht is nat. Waar ben ik? Hoofdpijn heb ik. Een golf van angst vloeit door mijn lijf. Waar ben ik in godsnaam? Als ik na veel moeite ook mijn rechteroog een beetje open krijg, zie ik kinderkopjes, die glinsteren door de regen die erop valt. Ik lig op kinderkopjes. Wat doe ik hier? Als mijn ogen een beetje gewend zijn aan de donkere omgeving zie ik in de verte het vage licht van een lantaarnpaal. Ik zie mensen lopen, gehaast, onder een paraplu. Wat is dat ver weg! Ik wil rechtop gaan zitten, maar ik kan me nauwelijks bewegen. Ik kreun van de pijn. Waar ben ik? Waarom lig ik hier? Waarom doet mijn lijf zo’n pijn? Waarom ziet niemand mij? Ik haal diep adem en probeer te roepen maar er komt geen geluid uit mijn mond. Ik hoor mijn eigen tanden op elkaar klapperen. Met veel moeite krijg ik mijn linkerarm opgetild en voel ik voorzichtig aan mijn gezicht. Mijn oog is helemaal opgezwollen en mijn kaak is flink geschaafd. Ik proef nu ook bloed in mijn mond. Weer slaat de angst mij om mijn hart. Wat is er gebeurd vanavond? Ik probeer me onhandig met mijn linkerarm omhoog te duwen maar dat lukt écht niet. En terwijl ik hardnekkig probeer om vat te krijgen op de gladde kinderkopjes voel ik dat ik naakt ben. Ik heb geen kleren meer aan! Waarom ben ik naakt? Ik voel een golf van misselijkheid door me heen gaan, en mijn hart bonst in mijn keel. Bonk, bonk, bonk. Ik probeer me te herinneren wat ik gedaan heb vanavond, maar er komt niets. Ik wil mijn hartslag niet horen en probeer rustig in en uit te ademen. In en uit….in en uit. Mijn lichaam rilt en ik word maar niet rustiger. Ik voel de tranen langs mijn wangen lopen. Wat is er toch gebeurd, waarom lig ik hier naakt? “Ik mag niet in paniek raken, ik mag niet in paniek raken” zeg ik tegen mezelf. Eerst eens zien wat er aan de hand is met mijn lichaam. Ik probeer mijn rechtervoet te bewegen. Dat gaat, maar het voelt alsof mijn enkel gekneusd is. Het bot van mijn enkel wrijft pijnlijk over de kinderkopjes. Datzelfde geldt voor mijn knie en mijn heup. Mijn ribben doen aan allebei de kanten zeer als ik diep inadem. Het plakt. Mijn rechterzijde plakt aan de grond. Ik zal wel bloeden, daarom plakt het zo. Mijn rechterschouder ligt bijna dubbelgeklapt onder mijn hoofd. Dit voelt helemáál niet goed. Wat is er toch gebeurd? Ik besluit me er maar bij neer te leggen, dat ik niet rechtop kan gaan zitten, en mijn energie te gebruiken om na te denken. Denk na Eva, denk na, wat heb je gedaan vanavond? Je bent vast begonnen met je aan te kleden, of om te kleden. Je staat voor de spiegel, wat zie je dan? Ik knijp mijn ogen dicht in de hoop dat het beeld dan naar voren komt. Ik stel mezelf voor, in mijn kamertje, voor de grote spiegel. Ik heb moeite om het beeld vast te houden. Maar ik dwing mezelf. Ik dwing mezelf om daaraan te denken en niet aan de pijn, en de kou, en de misselijkheid. Ik sta voor de spiegel, wat trek ik aan? Ik probeer me te concentreren en zie een beeld van mijzelf in een kort rood rokje. Ja, ik had een kort rood rokje aan! Zie je nu wel, gewoon even concentreren Eva, wat nog meer? Wat had ik nog meer aan? Ik knijp mijn ogen nog harder dicht en graaf in mijn geheugen. Zwarte laarzen. Ja, mijn favoriete zwarte laarzen. Ik wilde ze aandoen omdat het zo’n slecht weer was. Geen open schoenen. Mijn hoofd bonkt nog, maar mijn misselijkheid zakt een beetje. Ik heb het onder controle, ik móet mezelf onder controle krijgen hier. Blijf bij de spiegel, Eva, blijf bij de spiegel. Wat nog meer? Wat deed ik op mijn rode rokje? Oef het kost zóveel moeite om geconcentreerd te blijven…. Ik zie het beeld, en dan is het weer weg. Kom op Eva, concentreer je. Ik weet niet welk truitje maar ik weet ineens dat ik mijn nieuwe lange zwarte vest erover deed. Dat vest was langer dan mijn rokje. Ik wilde het persé aandoen. Langzaam verschijnt het beeld van mezelf voor de spiegel en wordt het helder. Ik had een rood rokje, een wit bloesje, mijn zwarte laarzen en mijn nieuwe zwarte vest aan. Klopt. Wat ging je doen Eva, waar ging je naartoe. Ik liep de trap af naar beneden, naar de voordeur. Er werd gebeld, wie was dat? Kom op Eva, wie was dat? Ik deed de deur open en wie stond daar? Emma? Ja Emma en Lucy! Dat was waar, we zouden samen gaan stappen. Een singlesparty! We zijn alle drie weer single, en dat zouden we gaan vieren met een singlesparty. Uit eten bij de Italiaan en daarna naar de kroeg! Ouderwets gezellig! Emma en Lucy. Waar zijn Emma en Lucy? Waarom zijn ze niet bij mij? Wat is er toch gebeurd? Ik raak weer helemaal in paniek, ik voel de tranen weer opwellen in mijn ogen en ze lopen warm over mijn koude gezicht. Mijn lijf voelt zó stijf….. een vloed van zelfmedelijden overvalt me. Hoe kom ik hier nu terecht, wie doet zoiets nu met mij? Mijn lijf schokt van verdriet. Het beeld van mijn moeder komt keihard binnen. Ik zie mijn moeder voor me terwijl ze aan het aanrecht staat te koken terwijl ze gezellig met mij kletst. Mijn moeder, mijn arme moeder. Haar hart zou breken als ze zou weten dat ik hier lig. Ik kan niet stoppen met huilen. Ik ben moe, zó ontzettend moe…..eigenlijk wil ik slapen, maar dat mag ik niet. Ik mag niet gaan slapen. Ik móet mezelf hier uit halen. Als ik aan mijn moeder denk of aan mijn vader voel ik me verlamd. Verlamd van verdriet voor hen. Dit kunnen ze niet aan. Ik moet hier weg zien te komen. Maakt niet uit hoe, maar ik moet hier weg. Ik moet nadenken. Denk Eva. De Italiaan. We waren bij de Italiaan. We zaten aan dat te kleine tafeltje bij het raam. Het was een tweepersoonstafeltje maar het was het enige tafeltje dat nog vrij was. Daar zaten we met zijn drieën. We hadden alle drie een pasta. Onze borden stonden over elkaar heen geschoven want er was te weinig plaats. De bordjes met salade konden er niet bij, dus schoven we de salade op hetzelfde bord als de pasta. Dat was lachen, dat was leuk. Er was plaats voor 3 borden en 3 glazen wijn. We hadden nog gezegd dat we ook niet meer ruimte nodig hadden. Eten en wijn, de rest was bijzaak. We hadden heerlijk gegeten en veel gelachen. We hadden geroddeld over onze zielige exen. Het was harstikke leuk geweest daar bij de Italiaan. Maar hoe kom ik dan hier? Het lijkt bijna niet echt. Ben ik aan het dromen? Is dit een nachtmerrie? Maar de pijn dan? Die voelt zó echt. Ik snap het niet. Ik probeer nogmaals te bewegen maar dat lukt niet. De pijn is té groot. Heb ik ooit al eens eerder zo’n pijn gevoeld? Nee, zelfs na mijn auto-ongeluk heb ik niet zo’n pijn gehad. Met een schok wordt ik wakker. Mijn hele lijf voelt pijnlijk en het is koud. Verschrikkelijk koud. Even weet ik niet waar ik ben, maar de gruwelijke werkelijkheid dringt hard tot me door. Ik lig hier nog steeds, ik ben ik slaap gevallen. Dat mag niet, ik mag niet in slaap vallen. Hoe lang lig ik hier nu al? Waar blijft iedereen? Waar is iedereen? Waar is de politie? Weer vloeien de tranen over mijn gezicht. Ik ril constant. Ik moet nadenken, ik moet weten wat er is gebeurd. Dadelijk komt de politie en dan wil ik vertellen wat er is gebeurd. Denk na Eva, denk na, wat heb je gedaan nadat je bij de Italiaan weg bent gegaan? Ik graaf weer in mijn geheugen. Ik liep naar buiten samen met Emma en Lucy en wat ging ik doen? Waar liepen we naartoe? Stapten we in een taxi? Ja, inderdaad we stapten in een taxi. Die groene taxi met dat rode logo. Goed zo Eva, concentreer je. We zaten met zijn drieën op de achterbank en de taxichauffeur was een leuke man. Een aardige man. Hij zei nog dat we voorzichtig moesten zijn. Er was een voetbalwedstrijd vanavond en hij wilde niet dat we tussen al die hooligans terecht zouden komen. Hij had aangeboden om ons op te komen halen om 1 uur. Wij hadden geld bij elkaar gelegd en we hadden hem betaald. Maar we hadden hem 20 euro extra gegeven omdat hij ons zou komen afhalen. Dat klopt! Zolang ik me focus op wat we gedaan hebben, voel ik de pijn minder, dus dat is goed Eva, focus. We zijn bij de kroeg maar binnen gegaan. Bij “De Tramhalte”, het café waar Lucy vaak naartoe gaat. Het was een leuke kroeg. Er zat iemand aan een draaitafel, niet echt een DJ, maar iemand die de muziek verzorgde. Er hing een breedbeeld televisie in de hoek en er zaten veel mensen naar het voetbal te kijken. Maar het was druk, er zaten ook veel mensen aan de bar en aan de kleine tafeltjes. We vonden een tafeltje in het hoekje vlakbij de toiletten. Lucy bestelde cocktails voor ons drietjes. Een heerlijke zoete, groene cocktail. We proostten op onszelf, op onze vriendschap en dat we die nooit meer op de tweede plaats zouden laten schuiven door wie dan ook. We hadden echt plezier en ik had me gerealiseerd dat ik me in tijden niet zo goed had gevoeld. Ik was als laatste single geworden en de tijd met de meiden had ik gemist. Verdrietig vanwege mijn mislukte relatie was ik al een poosje niet meer. Dus toen het café uiteindelijk helemaal volliep met mensen, met mannen beter gezegd, had ik geen probleem met de aandacht die Emma, Lucy en ik kregen van de mannen. We kregen drankjes aangeboden en we dansten op de leuke muziek. Ik had mijn drank steeds in mijn hand gehouden want dat was één van de dingen waar mijn vader mij altijd voor waarschuwde. “Zorg dat er niemand bij je drankje kan Eva”, zei hij altijd. Zou iemand iets in mijn drankje hebben gedaan? Zonder dat ik dat had gezien? Ik had toch de hele tijd goed opgelet? Dat zal toch niet waar zijn? Mijn vader, zou mijn vader nu écht gelijk hebben? Hij zal het me nooit kunnen vergeven. Hoe boos zal hij op mij zijn als hij daarachter komt? Zou hij dat beeld altijd angstig weg hebben geduwd als hij hoorde over een meisje dat was aangerand? Zou hij mij in zijn grootste nachtmerrie al hebben zien liggen? Aangerand? Ik til moeizaam mijn linkerarm op en breng hem richting mijn buik. Ik voel voorzichtig tussen mijn benen. De binnenkant van mijn dijen plakt. Zou het bloed zijn, of sperma? Zou ik verkracht zijn? Hoe kan het toch zijn dat ik me niets meer kan herinneren? De tranen stromen over mijn gezicht en ik voel de misselijk weer in alle hevigheid opkomen. Ik moet sterk zijn, je moet sterk zijn Eva, kom op. Je móet het je herinneren. Maar wie was er dan daar in ‘De Tramhalte’? Wie zou dat nu gedaan kunnen hebben? En waarom ziet niemand me, waarom komt er niemand naar me toe? Ik huil tot ik niet meer kan. Ik voel geen kou meer. Wat raar, ik lig hier naakt op de koude kinderkopjes en ik voel de kou niet meer! Is dat goed? Nee dat is zeker weten niet goed. Het zal toch niet zijn dat ik hier dadelijk helemaal alleen dood ga? Ik ga toch niet dood? Íemand zal mij toch wel vinden? Ik ben toch niet zo zwaar gewond dat ik dood kan gaan? Ik kan onderkoeld raken, dat wel. Hoe lang lig ik hier al? Wat moet ik doen? Ik neem een pijnlijk diepe ademteug en probeer te roepen maar er komt weer geen geluid uit mijn mond. Tenminste ik hoor toch niets. Maar ik heb het niet koud, dat is raar. Misschien heb je het niet meer koud als je lichaam onder een bepaalde temperatuur komt. Dat zou kunnen. Dat zal het wel zijn. Dat is fijn. Het is fijn dat ik het niet meer koud heb. De pijn is trouwens ook al veel minder. Dat is goed want dan kan ik misschien gaan zitten. Mijn hoofd doet raar. Het lijkt wel alsof ik in slow-motion denk. Ik staar naar de kinderkopjes. Ik ben moe. Ik ben moe, ik ben moe echoot het in mijn hoofd. Ik voel me rustig en kalmer dan net. Ik heb het niet meer koud en ik heb minder pijn, dat is goed. Dat is goed, dat is goed echoot het in mijn hoofd. Wat grappig! Wat grappig, wat grappig echoot het weer. Kom op Eva, je moet je nog even focussen. Je moet weten wat je dadelijk moet zeggen tegen de politie. Ik denk na…..ik moet me heel erg concentreren….waar was ik? In “De Tramhalte” met Emma en Lucy. Wat gaat dat allemaal traag in mijn hoofd. Mijn hoofd wil niet meer denk ik. Ik denk dat mijn hoofd even wil slapen. Zal ik heel even slapen? Eventjes… Ik wordt wakker van een geluid. Dat ken ik toch ergens van? Wat is dat voor geluid? Vervelend geluid…. Ik val bijna weer in slaap als ik ineens heel helder mijzelf naar Lucy zie buigen in de kroeg. Ze lijkt onderuit te gaan! Ik moet haar opvangen maar 3 jongens zijn mij al voor. Ze vangen Lucy op voordat ze op de grond valt. Ze dragen haar gezamenlijk naar de uitgang van de kroeg en ik vindt dat er iets té gepland uitzien. Mijn maag draait bijna om als ik mijn vaders woorden in mijn hoofd hoor: “Zorg dat er niemand bij je drankje kan Eva”. Zouden die jongens iets in Lucy haar drankje gedaan hebben? Ik pak mijn tas en probeer zo snel als ik kan door de menigte naar buiten te rennen. Ik kom uit de kroeg en zie de 3 jongens, met Lucy tussen hen in door het steegje achter de kroeg lopen. Ik roep en ik gil en begin achter hun aan te rennen. LUCY!!!!!! Ik ren zo hard ik kan naar het groepje toe, en als ik ze ingehaald heb probeer ik Lucy los te maken van de jongens. ‘Kom Lucy, we gaan naar huis Lucy. Ik breng je naar huis’. ‘Laat haar met rust!!’ Schreeuw ik tegen de jongens. Ze houden mij tegen en laten Lucy op de straat vallen. Ik voel een klap op mijn hoofd en iets scherps tussen mijn ribben. Ik val op de grond. Er wordt aan mijn kleren gerukt. Het doet pijn. Alles doet pijn. Mijn buik, mijn hoofd, mijn rug, mijn nek. Nog een klap en ik draai. Op mijn rechterzijde. Alles wordt rustig. Alles is stil. Eindelijk weet ik wat er gebeurd is. Goed gedaan Eva. Nu kun je alles vertellen als de politie hier is. Als ze komen. Als ze me ooit zullen vinden. Maar weet je wat? Het geeft eigenlijk niet. Het is niet erg. Misschien is het beter zo. Laat het maar zo zijn. Ik vind het niet erg. Nee, het is niet erg. Het is goed zo. Het is goed zo, het is goed zo, echoot het bedompt in mijn hoofd. Het doet geen pijn meer. Ik ga slapen.....
Posted on: Mon, 16 Sep 2013 17:50:41 +0000

Trending Topics




© 2015