RAAD VAN EUROPA VEROORDEELT VESTIGINGSEISEN VOOR ARUBANEN, - TopicsExpress



          

RAAD VAN EUROPA VEROORDEELT VESTIGINGSEISEN VOOR ARUBANEN, CURAÇAOENAARS EN SINT-MAARTENAREN dinsdag 15 oktober 2013 12:58 ECRI Advies tot stand gekomen na overleg met OCAN De Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ECRI) van de Raad van Europa heeft stelling genomen tegen het wetsvoorstel betreffende de vestiging van Nederlanders uit Aruba, Curaçao en Sint-Maarten, aangezien deze gebaseerd is op ongelijke behandeling op basis van etnische herkomst. Zij dringt bij de Nederlandse regering erop aan om alle voorstellen die leiden tot toelatingsregels voor - of uitzetting van - deze ‘Caribische Nederlanders’ in te trekken. Tevens adviseert de ECRI Nederland om de Caribische Landen niet meer als afzonderlijke landen aan te merken[i], opdat geen beperkingen meer in het vrije verkeer van ‘Antillianen’ naar Nederland gemaakt kunnen worden. ECRI doet deze aanbeveling in het periodieke (vierde) landenrapport over racisme in lidstaat Nederland. Positieve maatregelen; geen etnisch profileren De ECRI geeft het advies aan Nederland om positieve maatregelen te nemen voor Antillianen die in de problemen verkeren, zowel in Nederland als op de eilanden. Tenslotte zegt ECRI dat Antillianen niet het onderwerp mogen worden van ongelijke behandeling met betrekking tot veiligheid; ECRI refereert hier naar maatregelen als ‘racial profiling’ van politie-medewerkers, rechercheteams die zich exclusief focussen op Antillianen en repressieve optredens van stadsmariniers die actief zijn in buurten waar veel Antillianen woonachtig zijn. ECRI overleg met OCAN In de onderzoeksfase heeft ECRI ook dit jaar wederom het Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OCAN) geconsulteerd met betrekking tot de mensenrechtensituatie van Caribische Nederlanders in Nederland. De aandachtspunten en aanbevelingen zijn tot stand gekomen na diverse overleggen met OCAN. Raad van Europa De Raad van Europa is een internationale organisatie, opgericht in 1949, waar 47 landen lid van zijn. Doel van de Raad van Europa is het bevorderen van democratie en mensenrechten in de lidstaten. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens vallen onder de Raad van Europa. Rapport Het ECRI rapport is gepubliceerd op 15 oktober 2013 en is te downloaden via: coe.int/t/dghl/monitoring/ecri/Library/PressReleases/142-15_10_2013_Netherlands_nl.asp#TopOfPagecoe.int/t/dghl/monitoring/ecri/Library/PressReleases/142-15_10_2013_Netherlands_nl.asp#TopOfPage. Graag aandacht voor de artikelen 153, 154, 157 en 219/220. Tweede Kamer, regeringen/Staten, Antilliaans-Arubaanse organisaties OCAN spreekt de verwachting uit dat de kritische partijen uit de Tweede Kamer, NGO’s, de regeringen en Staten van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten, alsmede Caribisch-Nederlandse organisaties in Nederland gezamenlijk het ECRI-rapport benutten in hun verweer tegen het wetsvoorstel van de VVD betreffende vestigingseisen en uitzetting van Antillianen en Arubanen[ii], indachtig de zegswijze dat ‘mensenrechten niet een deel van het probleem, maar een deel van de oplossing zijn’[iii] voor een betere positie van Caribische Nederlanders in het Koninkrijk. Onder de naam ‘Duivelse dilemma’s op dinsdag 29 oktober (20.30h) treedt OCAN-voorzitter Glenn Helberg in debat met André Bosman van de VVD in de Balie in Amsterdam. Onderwerpen van gesprek: het koloniale verleden, de actuele situatie op Curaçao, corruptie en migratie. Andere deelnemers aan het debat zijn Archell Thompson en Mirjam Sluis. Meer info: debalie.nldebalie.nl. In zowel het geval van het EVRM als in dat van het IVBP heeft Nederland echter gebruik gemaakt van de mogelijkheid om Nederland en de Nederlandse Antillen als afzonderlijke landen aan te merken. Dit impliceert dat beide verdragen een Nederlandse toelatingsregeling ten aanzien van Antillianen niet in de weg staan. Zie ook voor de “juridische mogelijkheden om immigratie te beperken de Nota Migratie Antilliaanse Jongeren (1998): https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26283-1.html?zoekcriteria=?zkt=Uitgebreid&pst=ParlementaireDocumenten&vrt=nota+migratie+Antilliaanse+jongeren&zkd=InDeGeheleText&dpr=AnderePeriode&spd=19980116&epd=20001016&kmr=TweedeKamerderStatenGeneraal&sdt=KenmerkendeDatum&par=Agenda%7cHandeling%7cKamerstuk%7cAanhangsel+van+de+Handelingen%7cKamervragen+zonder+antwoord%7cNiet-dossierstuk%7cBijlage&dst=Onopgemaakt%7cOpgemaakt%7cOpgemaakt+na+onopgemaakt&isp=true&pnr=6&rpp=10&_page=7&sorttype=1&sortorder=4&resultIndex=69&sorttype=1&sortorder=4. Overigens wordt in deze Nota ook gerefereerd naar art. 3 van het EVRM: “Dat artikel bepaalt onder meer dat niemand onderworpen mag worden aan vernederende behandelingen. Het niet-toelaten van een eigen onderdaan kan volgens de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens «in certain circumstances»een vernederende behandeling in de zin van dat artikel zijn (ECHR, Collection of Decisions, Strasbourg, juli 1971, nr. 36, p. 116–117).” De ECRI had met betrekking tot de vestigingseisen tevens kunnen verwijzen naar art. 3 van het EVRM. Zie voor het gehele dossier: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/33325. Citaat van senior policy advisor Gebrig Klos, Amnesty International. Zie hieronder het Vierde Protocol artikel 5. Bron: OCAN redactie. EVRM Vierde Protocol artikel 5. Artikel 5. Territoriale werkingssfeer 1. Iedere Hoge Verdragsluitende Partij kan, ten tijde van de ondertekening of van de bekrachtiging van dit Protocol of op ieder tijdstip nadien, aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa een verklaring doen toekomen, waarin wordt medegedeeld in hoeverre zij zich verbindt de bepalingen van dit Protocol eveneens te doen gelden voor die in de verklaring genoemde gebieden voor welker internationale betrekkingen zij verantwoordelijk is. 2. Iedere Hoge Verdragsluitende Partij die krachtens het vorige lid een verklaring heeft overgelegd kan van tijd tot tijd een nadere verklaring overleggen, waarbij het gestelde in een voorgaande verklaring kan worden gewijzigd of waarbij de toepassing van de bepalingen van dit Protocol met betrekking tot een bepaald gebied wordt beëindigd. 3. Een verklaring afgelegd overeenkomstig dit artikel wordt geacht te zijn afgelegd overeenkomstig lid 1 van artikel 56 van het Verdrag. 4. Het gebied van een Staat waarvoor dit Protocol geldt krachtens bekrachtiging of aanvaarding door die Staat en ieder gebied waarvoor dit Protocol geldt krachtens een door die Staat ingevolge dit artikel afgelegde verklaring, worden voor de toepassing van de artikelen 2 en 3, in zover deze gewagen van het grondgebied van een Staat, als afzonderlijke grondgebieden aangemerkt. 5. Iedere Staat die een verklaring heeft afgelegd in overeenstemming met het eerste of tweede lid van dit artikel, kan te allen tijde daarna voor één of meer gebieden waarop de verklaring betrekking heeft, verklaren dat hij de bevoegdheid van het Hof aanvaardt om kennis te nemen van verzoekschriften van natuurlijke personen, niet-gouvernementele organisaties of groepen personen, bedoeld in artikel 34 van het Verdrag, ten aanzien van de artikelen 1 tot en met 4 van dit Protocol of één of meer van deze artikelen. Zie ook: wetten.overheid.nl/BWBV0001029/geldigheidsdatum_12-10-2013#VertalingNLwetten.overheid.nl/BWBV0001029/geldigheidsdatum_12-10-2013#VertalingNL. Artikel 56, lid 1 EVRM: Artikel 56. Territoriale werkingssfeer 1. Iedere Staat kan, ten tijde van de bekrachtiging of op elk later tijdstip door middel van een kennisgeving gericht aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa verklaren, dat dit Verdrag met inachtneming van het vierde lid van dit artikel van toepassing zal zijn op alle of op één of meer van de gebieden voor welker buitenlandse betrekkingen hij verantwoordelijk is. Artikel 34. Individuele verzoekschriften Het Hof kan verzoekschriften ontvangen van ieder natuurlijk persoon, iedere niet-gouvernementele organisatie of iedere groep personen die beweert slachtoffer te zijn van een schending door een van de Hoge Verdragsluitende Partijen van de rechten die in het Verdrag of de Protocollen daarbij zijn vervat. De Hoge Verdragsluitende Partijen verplichten zich ertoe de doeltreffende uitoefening van dit recht op generlei wijze te belemmeren. Zie: wetten.overheid.nl/BWBV0001000/geldigheidsdatum_15-10-2013#VertalingNLwetten.overheid.nl/BWBV0001000/geldigheidsdatum_15-10-2013#VertalingNL. Vierde Protocol EVRM art. 1 t/m 4: De Regeringen die dit Protocol hebben ondertekend, Leden van de Raad van Europa, Vastbesloten om maatregelen te nemen teneinde de collectieve handhaving te verzekeren van bepaalde rechten en vrijheden die niet zijn genoemd in Titel I van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Rome op 4 november 1950 (hierna te noemen „het Verdrag”) en in de artikelen 1 tot en met 3 van het eerste Protocol bij het Verdrag, ondertekend te Parijs op 20 maart 1952, Zijn het volgende overeengekomen: Artikel 1. Verbod van vrijheidsbeneming wegens schulden Aan niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen op de enkele grond dat hij niet in staat is een contractuele verplichting na te komen. Artikel 2. Vrijheid van verplaatsing 1. Een ieder die wettig op het grondgebied van een Staat verblijft, heeft binnen dat grondgebied het recht zich vrijelijk te verplaatsen en er vrijelijk zijn verblijfplaats te kiezen. 2. Een ieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het eigen land, te verlaten. 3. De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen worden gebonden dan die die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid of van de openbare veiligheid, voor de handhaving van de openbare orde, voor de voorkoming van strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of van de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. 4. De in het eerste lid genoemde rechten kunnen ook, in bepaalde omschreven gebieden, worden onderworpen aan beperkingen die bij de wet zijn voorzien en gerechtvaardigd worden door het algemeen belang in een democratische samenleving. Artikel 3. Verbod van uitzetting van onderdanen 1. Niemand mag, bij wege van een maatregel van individuele of collectieve aard, worden uitgezet uit het grondgebied van de Staat, waarvan hij een onderdaan is. 2. Aan niemand mag het recht worden ontnomen het grondgebied te betreden van de Staat, waarvan hij onderdaan is. Artikel 4. Verbod van collectieve uitzetting van vreemdelingen Collectieve uitzetting van vreemdelingen is verboden.
Posted on: Sat, 02 Nov 2013 01:59:50 +0000

Trending Topics



Recently Viewed Topics




© 2015